Handbrandmelders zijn niet-automatische melders waarbij een brandmelding met de hand kan worden gegeven. Het doel van de handbrandmelder is om bij het melden van een brand, door middel van het indrukken van het breekglaasje, de brandmeldinstallatie te activeren. De brandmelding zet de ontruimingsinstallatie in werking en wordt in geval van een doormelding ook naar de brandweer doorgemeld. Hierdoor worden de aanwezige personen gewaarschuwd en de noodzakelijke sturingen verricht. Een brandmelding van een handbrandmelder hoeft niet altijd de locatie van de brand te geven. De handbrandmelder zal in de alarmtoestand blijven totdat het gereset wordt.
De eisen rondom de uitvoering van de handbrandmelders
De eisen rondom een handbrandmelders zijn vastgelegd in de NEN-EN 54-11. Hierin worden twee uitvoeringen onderscheiden:
- Type A: melders met een directe werking.
Het indrukken van het breekglaasje activeert direct de brandmeldinstallatie. - Type B: melders met een indirecte werking.
Na het inslaan van het glas, moet de knop die zich erachter bevindt, worden ingedrukt om de brandmeldinstallatie te activeren.
De Nederlandse norm, NEN 2535, geeft aan dat alleen type A mag worden toegepast. Handbrandmelders moeten zijn uitgevoerd in de kleur rood.
Voor beide handbrandmelders moet, door middel van het EN54 symbool ‘brandend huis’, de functie worden aangegeven. Aanvullend hierop mag in het Nederlands de tekst ‘brand’ vermeld zijn. Op het breekglaasje moet door middel van pijlen aangegeven worden welke handeling in het geval van brand verricht moet worden. Aanvullend mag de tekst ‘hier drukken’ worden toegevoegd.
Handbrandmelders moeten:
- op bereikbare plaatsen in het directe zicht zijn aangebracht;
- in de verkeersroute zijn aangebracht;
- binnen 2 m van een brandslanghaspel worden aangebracht. Indien er in (een deel van) het gebouw geen brandslanghaspels aanwezig zijn, moeten de handbrandmelders op bereikbare plaatsen in de verkeersroute zijn aangebracht bij voorkeur bij (nood)uitgangen en/of draagbare blustoestellen en zodanig dat deze vanaf iedere plaats in het gebouw binnen 30 m bereikbaar zijn en;
- op een hoogte tussen de 0,9 m en 1,5 m (hart van de handbrandmelder) vanaf de vloer worden aangebracht.