Er zijn drie gevarenklassen. Klasse LH, klasse OH en klasse HH.

  1. In de eerste situatie is sprake van de klasse LH (Light Hazard / lage brandbaarheid). Er spreekt slechts een zeer beperkt aantal sprinklers aan en de sproeidichtheid kan eveneens zeer beperkt zijn. In deze klasse vallen de sprinklerinstallaties voor gebouwen met een laag brandgevaar.
  2. In de tweede situatie is sprake van de klasse OH (Ordinary Hazard / gemiddelde brandbaarheid). Er spreekt een beperkt aantal sprinklers aan en de sproeidichtheid kan beperkt zijn. Klasse OH bevat installaties voor gebouwen met een normaal brandgevaar.
  3. In de derde situatie is sprake van de klasse HH (High Hazard / hoge brandbaarheid). Er spreekt een beperkt aantal sprinklers aan, maar de sproeidichtheid moet hoog zijn. De installaties uit deze klasse worden geïnstalleerd in gebouwen met een hoog brandgevaar.

Klasse OH is verder onderverdeeld in vier subklassen, namelijk OH1, OH2, OH3 en OH4. De onderverdeling wordt bepaald door het aantal sprinklers dat gelijktijdig bij een brand in werking is. Klasse HH is onderverdeeld in subklassen. Hierbij is de vereiste sproeidichtheid maatgevend. De klasse van een sprinklerinstallatie is dus afgestemd op de situatie, die in een te beveiligen object bij een begin van brand kan worden verwacht.

Hierbij wordt gelet op:

  • de snelheid waarmee de brand zich uitbreidt;
  • de toegankelijkheid van de brandende goederen voor bluswater;
  • de bij de brand vrijkomende hoeveelheid warmte per tijdseenheid.
« Naar het Brandwiki overzicht